In de jaren dat ik films in de bioscoop kijk is het slechts één keer voorgekomen dat ik voor het einde van de film de zaal verliet. De titel van de film weet ik niet meer, maar het was een Oost Europese film over zigeuners. Over het algemeen kijk ik elke film waar ik aan begin af, maar soms kan dat erg moeilijk zijn. Dat was zeker het geval bij deze film, Mommy.
Het verhaal gaat over een alleenstaande moeder waarvan de zoon kampt met psychische problemen. Aan het begin van de film haalt ze hem op na een opname omdat de instelling hem niet langer daar wel hebben. Hij heeft ADHD, is ongeremd en kan erg agressief zijn. Zijn moeder probeert daar zo goed als ze kan me ook te gaan, maar wanneer hij haar aanvalt schiet een buurvrouw haar te hulp. Samen met haar besluiten ze hem een toekomst proberen te geven door les te geven en hem normaal te laten voelen, maar dat blijkt een flinke opgave te zijn.
Wat meteen opvalt aan de film is dat deze in een 4:3 formaat wordt getoond, dat slechts enkele keren van formaat verandert om een bepaald gevoel weer te geven. Dat smalle formaat geeft de kijker een bedrukkend gevoel en is een gewaagde keuze. De laatste jaren is er slechts een handvol films die dat gedaan hebben (bijvoorbeeld Meek’s Cutoff en Grand Budapest Hotel), maar daar paste dat bij de periode waarin het verhaal zich afspeelde. Mama speelt zich in 2015 af maar voelt door het formaat oud aan. Door de tekst aan het begin van de film is er geen moment dat je twijfelt aan de uitkomst van de film. Daarnaast is de film te lang en ontoegankelijk om de aandacht vast te houden. Het is dat de film deel uitmaakte van een festival, want anders had ik de zaal waarschijnlijk al voor de aftiteling verlaten (iets wat een aantal anderen in de zaal wel besloten te doen).
Deze sla ik denk ik over. Het trekt mij niet.
Nee, helaas wist het mij ook niet te pakken. Begreep prima het gevoel wat de regisseur op wilde roepen, maar het werkte voor mij niet.
Pingback: Mijn Filmjaar: 2014 - De Filmkijker