The Swimmer is een film die tegenwoordig waarschijnlijk niet zo snel meer gemaakt zou worden. Het concept klinkt namelijk vreemd: Een man, Ned Merrill (Burt Lancaster), is op bezoek bij vrienden en realiseert zich dat alle huizen tussen de plek waar hij is tot z’n eigen huis een zwembad hebben. Hij ziet dat als een rivier door de vallei en besluit “naar huis te zwemmen”, waarbij hij in elk zwembad een baantje trekt.
Je vraagt je misschien af hoe dat kan resulteren in een boeiende film (dat deed ik zelf ook), maar naarmate de film vordert realiseer je je dat er iets vreemds aan de hand is. Bij elk zwembad ontmoet hij iemand die hij kent en alhoewel de gesprekken eerst nog hartelijk zijn lijken die bij elk zwembad steeds donkerder te worden. Je leert Ned Merrill hierdoor beter kennen. Het wordt ook steeds duidelijker dat dit geen simpel verhaal is, maar een metafoor, een soort reis door z’n leven. Dat merk je bijvoorbeeld aan het feit dat wanneer hij het over z’n dochters heeft dat die elke keer een andere leeftijd lijken te hebben. Bij de sommige buren zegt hij dat ze studeren, bij de andere vraagt hij of er kan worden gebabysit.
Wat begint als een gek idee waar je als kijker in meegaat, merk je in de manier waarop het er uit ziet en ge-edit is dat het niet helemaal een gewone film is. Er zijn soms geen natuurlijke overgangen tussen scènes, de beelden zien er soms dromerig uit en regelmatig worden er opmerkingen over de omgeving gemaakt die aanduiden dat er iets niet klopt (zoals dat de zon schijnt maar geen warmte geeft). De uiteindelijke conclusie van de film overdondert dan ook en zet zeker aan tot discussie over wat je hebt gekeken.