Soms is het maar moeilijk voor te stellen hoe sommige vreemde verhalen daadwerkelijk gebeurd zijn. Rob the Mob is daar een gepast voorbeeld van. Ieder normaal denkend mens zou het niet in z’n hoofd halen om overvallen op leden van de mafia uit te voeren, maar dat is precies wat Tommy Uva (Michael Pitt) als plan bedenkt om aan geld te komen. Dat doet hij samen met zijn vriendin Rosie (Nina Arianda).
De film speelt zich af begin jaren negentig, toen John Gotti voor de rechter moest verschijnen. Het idee krijgt Tommy wanneer hij diverse malen bij de zaak aanwezig is tussen het publiek en hij de adressen hoort van verschillende bekende plekken waar de leden van de maffia verzamelen (en ze geen wapens bij zich hebben). Voor een tijdje waren de overvallen groot nieuws in New York, omdat niemand zich kon voorstellen dat iemand het in z’n hoofd zou halen om zo’n gewaagde overval uit te voeren. De twee konden echter op sympathie rekenen aangezien ze werden gezien als een soort Robin Hood figuren die van de slechteriken stalen.
Met z’n sterke New York vibe en onderwerp doet de film sterk denken aan iets wat Martin Scorcese zou kunnen maken. De film is onderhoudend, maar weet nergens het nivo van de meester te halen. Zowel Pitt als Arianda acteren overtuigend en hun relatie komt goed uit de verf. Andy Garcia heeft een kleine bijrol als, hoe kan het ook anders, maffiabaas, maar is nergens zo dreigend of straalt zoveel gezag uit als bijvoorbeeld Michael Corleone in The Godfather films. Dat komt mede omdat daar ook niet de focus van de film ligt. Het gaat vooral om Tommy en Rosie, hun drijfveren en tegelijkertijd hun drang om hun geniale plan met anderen te delen. Eén van die personen is een verslaggever, gespeeld door Ray Romano (die hier erg ingehouden acteert en daardoor overtuigt), die er voor zorgt dat de twee bekendheid krijgen, waardoor de mafia te kijk wordt gezet. Rob the Mob is geen meesterwerk, maar weet gedurende z’n 104 minuten voldoende te vermaken.